vrijdag 22 juli 2011

Un Voeckler s'il vous plaît


Iedereen houdt van Frankrijk. Iedereen looft de Franse taal. De Tour de France is de grootste, zo niet de mooiste wielerronde van de wereld. Het eten is lekker, het land is mooi en Parijs is dé stad van de liefde. In Nederland zijn mensen vernoemd naar de taal. Daarnaast heeft Frankrijk nog de prachtige heuvelachtige landschappen en de wijnstreken, zoals de Elzas en Bordeaux. En tegelijkertijd worden de Fransen gehaat. En het is oprechte verafschuwing richting die arrogante Fransozen. Maar is dat wel terecht?

Hoe dat komt is geen vraag meer, want de ‘ik wil winnen en ik heb schijt aan iedereen-mentaliteit’ kan gewoon niet worden geaccepteerd buiten Frankrijk. Maar dat is juist heerlijk. Die mentaliteit missen heel veel sporters juist.

Het enige wat me tegenviel van de Fransen was het boegeroep bij de winst van Thor Hushovd in de dertiende etappe. Het publiek ging als een kudde koeien tekeer tegen de Noor, toen hij als eerste over de finishlijn snelde. Hushovd was in de laatste kilometers de Fransman Jeremy Roy voorbij gesneld, die juist keihard had geknokt voor de zege. Een minpuntje voor die Fransen.

Maar ik zie over het algemeen enkel pluspunten. Dit jaar was Thomas Voeckler de meest opvallende renner. De afgelopen ronde was de getergde Fransman misschien wel de meest besproken man van het peloton. Maar de grote kleine held van Frankrijk, die door zijn tegenstanders ook wel Thomas F**ckler wordt genoemd, doet naar mijn mening niets verkeerd.

Hij zou oneerlijk zijn. En hij zou soms geen hand willen geven. Hij zou stoute woordjes roepen. Ook wil hij voor een wedstrijd liever niet de pers te woord staan. En het allerergste: hij trekt allemaal gekke bekken tijdens de rit. Als ik die klaagzang zo hoor, dan moet ik van binnen alleen maar lachen.

Hoe Voeckler zijn sport uitoefent, zo zou iedereen het moeten doen. Heerlijk. Hij wil winnen en niets of niemand staat hem in de weg. Hoe zou het peloton eruit zien zonder de Voecklers van deze wereld? Een aantal jaren konden we ‘genieten’ van Ricardo Ricco, die met zijn vreemde acties altijd wel voor spektakel zorgde in een wielerronde.

Natuurlijk praat ik de dopingperikelen van de Italiaanse spuitkoning niet goed, maar streep alle buitenbeentjes maar eens weg. Met 180 Gesinks zou niemand een etappe kunnen volgen. Dodelijk saai. Dan kan je nog beter kijken naar GiroDonne, waar Marianne Vos samen met de andere omgebouwde mannen met twee vingers in de neus de berg op fiets. Of naar Dries Roelvink, die in Tour du Jour wekelijks solliciteerde naar een plek in de nieuwe playbackshow van Henny Huisman.

Even terug naar Voeckler. Zonder zijn mentaliteit zou hij nooit zo lang in het geel kunnen rijden. Als hij zo lief was geweest als onze Nederlanders, dan hing hij onzichtbaar ergens midden in het peloton. Niemand had dan van Voeckler gehoord. Bij Nederlanders moet het altijd mooi en netjes. En als ze het een keer anders proberen, gaat het helemaal mis (lees: WK-finale voetbal). 

We moeten ons meer gaan storten op die minne streken. Elleboogje daar, duwtje hier. Keertje spugen op de helm van Contador en net doen of je Evans even vooruit wil duwen als hij net een smakkerd heeft gemaakt, maar dan keihard wegfietsen. Het is niet netjes, maar zo win je wel. 

Zonder spektakel is het oersaai in de Tour en daarom ben ik blij met een renner als Voeckler. En als hij straks een keer een grote ronde wint, mag hij van mij zoveel gekke bekken trekken als hij wil. Wel in de camera, maar daar heeft hij geen moeite mee, die weet hij altijd te vinden. Voor volgend jaar heb ik maar één wens: Je voudrais un Voeckler s'il vous plaît!

Geen opmerkingen: